Hoe groot is mijn huis? Leer hoe je het zelf meet met de nen2580 als uitgangspunt.
Het gebruiksoppervlak wonen is vaak bepalend voor de vraagprijs van een woning. Daarom is het erg belangrijk dat het inmeten goed gebeurt. Vaak heb je zelf wel een idee hoe groot je woning is, maar klopt dat eigenlijk wel? Hoe kun je zelf bepalen hoe groot jouw woning echt is? Wij leggen het uit in deze blog.
NVM meetinstructie gebruiksoppervlakte woningen
Voor 2010 werd het niet zo nauw genomen met het gebruiksoppervlak wonen. Meestal werd er ruim opgemeten, werden bergzolders, garages of bergingen meegerekend en zo hoog mogelijk afgerond. Zo ontstond er een groot verschil in oppervlak tussen precies dezelfde woningen.
Om dit te voorkomen werd er een meetinstructie opgesteld door de NVM in samenwerking met de VBO en VastgoedPRO. In deze meetinstructie, op basis van de NEN2580, werd vastgelegd wat je wel en niet mee mag rekenen bij het gebruiksoppervlak wonen en hoe je precies moet meten. Zo weet je zeker dat het aantal m² klopt en dat dit bij dezelfde woningen ook daadwerkelijk gelijk is.
In de wereld van vastgoed en bouw zijn er verschillende normen en richtlijnen om de oppervlakte van gebouwen te bepalen. Twee van de meest voorkomende normen in Nederland zijn de NEN 2580 en de Branche Brede Meetinstructie (BBMI). Hoewel ze op het eerste gezicht op elkaar lijken, hebben ze elk hun eigen specifieke toepassingen en benaderingen. De NEN2580 vormt de basis voor de meetinstructie van de BBMI. De BBMI meetinstructie wijkt op twee punten af van NEN2580:
-
- De meetinstructie verdeelt de inpandige gebruiksoppervlakte onder in gebruiksoppervlakte wonen en gebruiksoppervlakte overige inpandige ruimte. NEN2580 kent deze onderverdeling niet.
- Omdat het vaak lastig te bepalen is of een wand of muur al dan niet dragend is, gaat de meetinstructie uit van de oppervlakte inclusief dragende binnenwanden. NEN2580 gaat uit van de oppervlakte exclusief dragende wanden.
Hoe voer je een meting uit met de NEN2580 als uitgangspunt?
Wil je zelf je meting zo nauwkeurig mogelijk opmeten met de NEN2580 als uitgangspunt? Zo ga je te werk:
- Zorg ervoor dat je altijd meet binnen de grenzen van de buitenmuren, en dit omvat ook de ondersteunende en niet-ondersteunende binnenmuren. Dit is nodig om de totale oppervlakte van het gebouw nauwkeurig te berekenen.
- Voer je metingen uit op vloerniveau, en doe dit per verdieping. Je meet tussen de stijgende scheidingsmuren. Zelfs kleine stukken van het gebouw die in het interieur uitsteken, zoals een kolom, moeten worden opgenomen in de totale oppervlakte, op voorwaarde dat hun oppervlakte minder dan 0,5 vierkante meter bedraagt. Het is belangrijk om langs de muur te meten en items zoals radiatoren, leidingen, kabelgoten, wandgoten, raamkozijnen en vensterbanken buiten beschouwing te laten.
Wat mag je NIET meerekenen?
- Oppervlakken met een hoogte lager dan 1,5m, met uitzondering van het oppervlak onder een trap.
- De oppervlakte van ruimten die niet toegankelijk zijn voor mensen.
- De oppervlakte van een trapgat, vide of een combinatie van beide, als deze 4,0 m² of groter is.
- De oppervlakte van een leidingschacht, inspringend bouwdeel of een vrijstaande bouwconstructie, als deze 0,5m² of groter is.
- De oppervlakte van een liftschacht.
- De oppervlakte van een nis die kleiner is dan 0,5m².
- Inspringende bouwdelen met een oppervlakte groter dan 0,5m².
Als niet aan de eerder genoemde criteria is voldaan, mag je het oppervlak meenemen in de gebruiksoppervlakte wonen.
Bij twijfel worden de ruimtes beschouwd als gebruiksoppervlakte wonen. De oppervlakte van een keuken, vaste kast, meterkast, gang, trapkast, badkamer en een toilet binnen de woning wordt beschouwd als gebruiksoppervlakte wonen. Ruimtes zoals een bijkeuken, pantry, wasmachine- of cv-ruimte worden ook beschouwd als gebruiksoppervlakte wonen, mits ze zich binnen de woning bevinden en verwarmd en geïsoleerd zijn.
Overige ruimten
Niet alle ruimtes worden meegenomen in het gebruiksoppervlak wonen. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen overig inpandige ruimte en externe bergruimte;
Wanneer is het een overig inpandige ruimte?
Een oppervlakte wordt tot de overige inpandige ruimte gerekend als aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Hoogte van de ruimte:
- Het hoogste punt van de ruimte is tussen 1,5 meter en 2,0 meter hoog; of
- Het hoogste punt van de ruimte is boven de 2,0 meter, maar het aaneengesloten oppervlak hoger dan 2,0 m is kleiner dan 4,0 m2. Deze regel is alleen van toepassing op delen van de ruimte die als woonruimte dienen en wanneer er ook een deel van de ruimte is met een hoogte van minder dan 2,0 m.
2. Functie van de ruimte:
- De ruimte is bouwkundig gezien alleen geschikt als bergruimte. Voorbeelden hiervan zijn een kelder, fietsenstalling of garage; of
- Er is sprake van een bergzolder. Dit is een voor mensen toegankelijke zolder die alleen geschikt is voor incidenteel gebruik, bijvoorbeeld als de zolder niet met een vaste trap bereikbaar is en/of sprake is van een zolder met onvoldoende daglichttoetreding (raamoppervlakte kleiner dan 0,5 m²).
3. Locatie van de ruimte:
- Een aangebouwde schuur die een muur deelt met de woning.
Als niet aan de voorgaande criteria is voldaan, is sprake van gebruiksoppervlakte wonen.
Wat is een externe bergruimte?
Een ruimte wordt als externe bergruimte gezien, wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- De ruimte heeft geen woonfunctie;
- De ruimte is gelegen buiten de woning (de ruimte is alleen bereikbaar door de woning te verlaten)
- én de ruimte is bij de bouw niet als exclusief ondersteunend aan de woning gebouwd (er is geen gedeelde muur met de woning, is er wel een gedeelde muur dan valt een berging onder overig inpandige woonruimte);
- De ruimte is afsluitbaar;
Succes met het inmeten van je woning! Heb je hulp nodig? Aarzel dan niet om een agent van VanHuyse te benaderen voor een betrouwbare meting, of bekijk de meetinstructie van de NVM. De NVM heeft ook deze handige Infographic gepubliceerd: